Het lam verbreekt een zegel
Op. 6:1-2 Het lammetje verbreekt een zegel en een wit paard verschijnt met ruiter, boog en zegekrans als overwinnaar.
Het lam verbreekt het tweede zegel
Op. 6:3-4 Bij het tweede zegel verschijnt een rood paard met ruiter en een groot zwaard om de vrede te verdrijven.
Het lam verbreekt het derde zegel
Op. 6:5-6 Een zwart paard met een ruiter en weegschaal. Dagloon voor tarwe en drie porties gerst. Geen wijn en olijfolie.
Het lam verbreekt het vierde zegel
Op. 6:7-8 Een groengeel paard met ruiter die Dood heet. Zaaien dood en verderf met zwaard, honger, ziekten en dieren.
Het lam verbreekt het vijfde zegel
Op. 6:9-11 Zielen van hen die geslacht waren wegens hun getuigenis. Ze krijgen witte kleren en van hen wordt geduld gevraagd.
Het lam verbreekt het zesde zegel
Op. 6:12-17 Zware aardbeving, zon zwart en maan rood. Sterren op de aarde, hemel rolt op. Koningen c.s. verbergen zich.
Vier engelen stoppen de wind
Op. 7:1-3 Vier engelen houden de wind in bedwang. Een engel met het zegel van God in het oosten roept de vier op om hun schade uit te stellen.
De stammen van Israel
Op. 7:4-8 144.000 mensen dragen het zegel van God, 12.000 uit elke stam van Israël.
Een menigte roept om redding
Op. 7:9-12 Een ontelbare menigte in wit roept om redding van God en het lam. Engelen, oudsten en vier wezens aanbidden de troon.
Intermezzo: Bloed van het lam
Op. 7:13-17 Menigte heeft kleding witgewassen met bloed. God woont bij hen en ze lijden niet meer.
De eerste engel blaast de bazuin
Op. 8:2-7 De zeven engelen krijgen een bazuin. Een achtste offert wierook op een schaal. Hij werpt vuur op de aarde. De eerste bazuin wordt geblazen. Vuur en bloed op de aarde en ⅓ brandt af.
De tweede engel blaast de bazuin
Op. 8:8-9 Een grote berg met vlammen wordt in zee gegooid. ⅓ wordt bloed, ⅓ gaat dood en ⅓ van de schepen vergaat.
De derde engel blaast de bazuin
Op. 8:10-11 Een grote ster (Alsem) valt op de rivieren en waterbronnen en maakt ⅓ bitter. Mensen sterven.
De vierde engel blaast de bazuin
Op. 8:12 ⅓ van de zon, maan en sterren wordt verduisterd. ⅓ van de dag en nacht is er geen licht. Heuh?
Wee de mensen
Op. 8:13 Een adelaar roept een klacht van medeleven.
De vijfde engel blaast de bazuin
Op. 9:1-12 Een ster opent een put, rook verduistert de zon. Sprinkhanen pijnigen vijf maanden mensen zonder zegel. Zien eruit als strijdpaarden met mensenhoofd, leeuwentanden, pantser, staart en vleugels. Werken voor Abaddon.
De zesde engel blaast de bazuin
Op. 9:13-15 Hoorns van het altaar geven opdracht de vier engelen van de wind los te laten. Ze doden ⅓ van de mensen.
100.000.000 ruiters
Op. 9:16-21 Een troep ruiters met rode pantsers en paarden met leeuwenkoppen doden ⅓ van de mensen met vuur, rook en zwavel. De overlevenden blijven afgoden aanbidden.
Engel met open boekrol
Op. 10:1-4 Een engel met een open boekrol staat op land en zee. De donder vertelt een geheim.
De engel op de zee en het land
Op. 10:5-7 Zee- en landengel vindt het de hoogste tijd. Bij de zevende bazuin wordt het geheim werkelijkheid.
Het boek eten
Op. 10:8-11 Johannes krijgt het boekje om op te eten. Het smaakt zoet maar ligt zwaar op de maag.
Opmeten van de tempel
Op. 11:1-3 Johannes moet de tempel en het altaar opmeten, uitgezonderd het voorhof. Twee getuigen komen 1260 dagen profeteren.
Olijfbomen en kandelaars
Op. 11:4-6 Deze getuigen zijn olijfbomen en kandelaars. Ze verbranden vijanden, sluiten de hemel, veranderen water in bloed en treffen de aarde met plagen.
Beest uit de diepte
Op. 11:7 Als ze klaar zijn, worden de getuigen gedood door het beest uit de diepte.
Lijken op het plein
Op. 11:8-9 De lijken van de getuigen liggen op het plein en 3,5 dagen komen mensen kijken.
Herrijzenis van de twee getuigen
Op. 11:10-14 Na 3,5 dagen herleven de getuigen en worden de mensen bang. Ze rijzen naar de hemel. 10% van de stad wordt verwoest, 7000 mensen gedood door een aardbeving. De overlevenden eren God.
De zwangere vrouw
Op. 12:1-2 Aan de hemel verschijnt een vrouw met zon, maan en sterren. Ze is zwanger.
De rode draak met zeven koppen
Op. 12:3-6 Aan de hemel verschijnt de rode draak met zeven koppen en tien hoorns. Hij gooit ⅓ van de sterren op aarde en bedreigt de vrouw. De zoon wordt weggevoerd naar God, de vrouw vlucht naar de woestijn.
Oorlog in de hemel
Op. 12:7-12 Michael verslaat de draak in een strijd. De draak wordt op aarde gegooid. God en zijn messias heersen nu.
De draak achtervolgt de vrouw
Op. 12:13-17 De draak achtervolgt de vrouw. Zij krijgt vleugels en vliegt naar de woestijn. 1260 dagen wordt voor haar gezorgd. De draak spuwt een rivier uit, maar de aarde slokt die op. De draak voert strijd met haar nageslacht.
Het beest met tien hoorns
Op. 13:1-4 Uit de zee komt een beest met tien hoorns en zeven koppen. Panter, beer, leeuw. De draak draagt zijn macht over. Een kop is gewond en geneest. De aarde bewondert de draak en het beest.
Het beest lastert 42 maanden
Op. 13:5-11 Het beest lastert God, zijn naam, zijn woning en de hemelbewoners. Het overwint de heiligen en krijgt macht over de mensen die niet in het boek van leven staan.
Het beest met twee hoorns
Op. 13:11-12 Een beest met twee hoorns komt uit de aarde. Het dwingt tot aanbidding van het eerste beest.
Het getal van het beest
Op. 13:13-18 Het tweede beest laat de mensen een beeld maken van het eerste beest en blaast het leven in. Wie het niet aanbidt wordt gedood, de rest krijgt een merkteken, 666.
Het lam op Sion
Op. 14:1-5 Op Sion staan het lam en 144.000 mensen met de naam van de Vader op hun voorhoofd, die het lied van de oudsten en de vier wezens begrijpen.
Engel met een eeuwig evangelie
Op. 14:6-7 In de lucht verschijnt een engel met een eeuwig evagelie, dat hij bekend maakt. Eer God, hij oordeelt.
Kwellingen voor de aanbidders van het beest
Op. 14:9-13 Een engel vertelt dat de aanbidders van het beest de woede van God ontvangen. Pijn, rook en geen rust. Wel rust voor wie met de Heer is verbonden.
De eerste sikkel
Op. 14:14-16 Zoon van de mens daalt neer met een sikkel. Een engel roept op tot oogsten. De aarde wordt geoogst.
De tweede sikkel
Op. 14:17-20 Nog een engel met een sikkel. De druiven zijn rijp en worden geoogst. De wijnpers met druiven wordt uit de stad gereden. Er stroomt bloed uit.
Hemelse tempel en zeven plagen
Op. 15:5-16:8 De hemelse tempel gaat open en zeven engelen met plagen komen eruit. Ze krijgen offerschalen met Gods woede. De tempel wordt gevuld met rook.
De eerste offerschaal
Op. 16:2 Pijnlijke zweren voor de mensen met het merkteken van het beest en zijn beeld.
De vierde offerschaal
Op. 16:8-9 Zon verbrandt mensen met vuur. Mensen tonen geen berouw.
De vijfde offerschaal
Op. 16:10-11 De troon van het beest wordt in duisternis gehuld. Mensen bijten op hun tong, maar veranderen niet.
De zesde offerschaal
Op. 16:12 De Eufraat valt droog en maakt de weg vrij voor oosterse koningen.
Drie onreine geesten
Op. 16:13-16 De drie beesten brengen kikkers voort, die tekenen verrichten en alle koningen bijeen brengen in Harmagedon.
De zevende offerschaal
Op. 16:17-21 Lucht. Het is voorbij. Een aardbeving en de grote stad valt in drie stukken. Eilanden en bergen verdwijnen. Nog een plaag van hagelstenen.
De hoer op een rood beest met zeven koppen
Op. 17:1-5 Een engel laat zien hoe de hoer veroordeeld wordt. Koningen en mensen plegen ontucht. In de woestijn zit een vrouw op een rood beest met zeven koppen en tien hoorns. Rode kleren, sieraden, beker en een naam op haar voorhoofd.
De betekenis van de hoer
Op. 17:6-8 De vrouw is dronken van bloed. De engel onthult de betekenis. Het beest wordt vernietigd. Verbazing bij wie niet in het boek staat.
Over koppen, heuvels en koningen.
Op. 17:9-11 Zeven koppen zijn heuvels en koningen. Vijf zijn dood, een is nu, een komt nog. Het beest is de achtste en een van de zeven.
Het lam overwint het beest
Op. 17:12-14 Tien hoorns zijn toekomstige koningen die een uur macht krijgen. Hun macht gaat naar het beest. Het lam overwint hen.
De hoorns vernietigen de vrouw
Op. 17:15-18 Waterstromen zijn volken, de hoorns vernietigen de hoer op Gods instructie. De vrouw is de grote stad.
Babylon is gevallen
Op. 18:1-3 Een engel noemt Babylon gevallen, woonplaats voor demonen. Ze is misbruikt voor wellust en rijkdom.
Oproep om de stad te verlaten
Op. 18:4-20 De zonden van de stad worden dubbel vergolden. De pijn is gelijk aan haar overvloed. Alle plagen komen op één dag. Koningen raken ontzet, handelaren treuren, alle rijkdom verdwijnt. Ook zeelui blijven op afstand. De heiligen juichen over het vonnis.
Het einde van Babylon
Op. 18:21-24 Babylon wordt in zee gegooid als een molensteen. Geen muziek meer, geen werk, lampen, feesten, handel. Hier vloeide het bloed van de heiligen.
Lof voor God en een bruid voor het lam
Op. 19:1-8 Een stem juicht over het vonnis van God. De 24+4 aanbidden de God op de troon. Vanaf de troon wordt opgeroepen tot Gods lof. De bruiloft van het lam en de bruid volgt.
Bruiloftsgasten
Op. 19:9-10 Geluk voor de bruiloftsgasten. Men moet niet de dienaar van God, maar God zelf aanbidden.
Een wit paard met een ruiter
Op. 19:11-16 Een wit paard met ruiter met vlammende ogen, vele kronen, een zwaard en een herdersstaf komt uit de hemel. Hij heet Logos. Een legermacht volgt.
Vogels krijgen een maaltijd
Op. 19:17-18 Een engel in de zon roept de vogels naar de maaltijd van mensenvlees.
De ruiter doodt het beest
Op. 19:19-21 Het beest komt strijd voeren met de witte ruiter, maar wordt gevangengenomen. Samen met zijn companen wordt hij in het vuur gegooid. Ook de rest wordt gedood.
Het beest wordt geketend
Op. 20:1-3 Een engel uit de hemel ketent de draak voor 1000 jaar in een put.
De eerste opstanding
Op. 20:4-6 De zielen van de onthoofden zitten op tronen en heersen 1000 jaar met de messias. Dit is de eerste opstanding.
De terugkeer van het beest
Op. 20:7-10 Na 1000 jaar wordt het beest vrijgelaten om de volken te misleiden. Hij brengt een grote menigte bijeen om de heiligen te omsingelen, maar ze worden verbrand door hemels vuur.
Beoordeling van de doden
Op. 20:11-15 Aarde en hemel vluchten voor degene op de troon. De doden worden beoordeeld met boeken. Ook de doden uit de zee en het dodenrijk. De dood en het dodenrijk gaan in het vuur (tweede dood), evenals wie niet in het levensboek staat.
De goddelijke belichaming en het nieuwe universum
Op. 21:1-5 Nieuwe hemel en aarde en een heilige stad als een bruid. God woont bij de mensen. Er is geen dood meer en de getroonde maakt alles nieuw.
De tweede dood
Op. 21:6-8 Het is voltrokken. Dorstigen krijgen water. Trouwelozen gaan het vuur in (tweede dood).
De nieuwe stad, Jeruzalem
Op. 21:9-14 Een engel toont de bruid van het lam, de stad Jeruzalem uit de hemel. De stad heeft een hoge muur met twaalf poorten met engelen en de namen van de stammen en de apostelen.
De maten en uitvoering van de stad
Op. 21:15-21 De stad is een kubus van 12.000 stadie. De stad is van jaspis, goud, glas, edelstenen en parels.
Het licht, de poorten en het boek
Op. 21:21-27 De almachtige is de tempel, het lam is licht. De volken geven licht en koningen lof. De poorten blijven open en alleen wie in de boeken staat mag binnen.
Rivier, boom en licht
Op. 22:1-5 Een rivier geeft leven. De levensboom geeft vruchten. Er is geen nacht meer en God is het licht.
Conclusie
Op. 22:6-9 Dit gaat spoedig gebeuren. Johannes wil weer de engel aanbidden.
Het komt nu snel
Op. 22:10-16 Profetie niet geheim houden, hij komt snel om te belonen. Wie zijn kleren wast, mag binnen. Jezus heeft zijn engel gestuurd.
Waarschuwing
Op. 22:17-21 Wie dorst heeft mag drinken. Wie deze tekst aanpast is stout.
Bij het uitleggen van de betekenis van de Openbaringen van Johannes nemen we telkens een aantal verzen tegelijk om ze in samenhang te behandelen.